Van diabetes type 1 bestaan verschillende vormen. Die noemen we subtypen. Hier wordt veel onderzoek naar gedaan. Dat is belangrijk voor een behandeling op maat, want er is niet één behandeling die voor iedereen werkt.
Vroeger was het idee dat diabetes type 1 voor iedereen bijna hetzelfde is. Maar het wordt steeds duidelijker dat er grote verschillen zijn tussen mensen met diabetes type 1. Wat is er inmiddels bekend over de subtypen van diabetes type 1? En hoe draagt onderzoek bij aan een betere behandeling?
Overgebleven cellen die insuline maken
Vlak na de diagnose hebben mensen met diabetes type 1 vaak nog resterende insulineproducerende bètacellen. Maar ook na enkele jaren type 1 kunnen mensen nog bètacellen hebben, die ‘slapen’ of nog een klein beetje insuline maken.
Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat mensen met diabetes type 1 die nog een klein beetje insuline aanmaken betere bloedsuikers hebben. Ook hebben ze minder complicaties, die ook nog eens minder ernstig zijn. De overgebleven insulineproducerende cellen zijn dus erg belangrijk voor het verloop van diabetes type 1. Maar in hoeverre iemand nog een beetje insuline maakt, verschilt erg per persoon.
Leeftijd bij diagnose
Hierbij speelt de leeftijd een rol waarop je diabetes type 1 krijgt. Zo blijkt uit verschillende onderzoeken dat veel kinderen met diabetes type 1 onder de 6 jaar helemaal geen insulineproducerende cellen meer hebben. Dat zien zorgverleners ook terug in de praktijk. Diabetes type 1 verloopt bij kinderen vaak sneller en heftiger. Als je de diagnose type 1 op latere leeftijd krijgt, ontwikkelt de ziekte zich meestal wat geleidelijker.
Type afweersysteem
Een ander verschil tussen mensen met diabetes type 1 kan liggen bij het type afweersysteem. Dat blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek naar vaccinatie met het eiwit GAD65. Om daarmee misschien de afweer bij diabetes tot rust brengen.
Zo doet het vaccin niets voor mensen met een bepaald type afweersysteem. Dus iemand heeft een specifiek type afweersysteem nodig om goed op het vaccin te reageren. Ook hieruit blijkt dus dat er verschil is tussen mensen met diabetes type 1. En dat heeft gevolgen voor de behandeling
Verdeling in subtypen
Onderzoekers kijken of mensen met diabetes type 1 ingedeeld kunnen worden in bepaalde groepen, op basis van de verschillen tussen hun diabetes. We noemen die groepen ook wel subtypen, of endotypen. Dat is belangrijk voor een behandeling op maat. En ook voor wetenschappelijk onderzoek en het begrijpen hoe die vormen van diabetes type 1 ontstaan.
Zo maakten onderzoekers inmiddels een onderscheid tussen 10 subtypen van diabetes type 1. Dat deden ze op basis van verschillende factoren, zoals de aanwezigheid van auto-antistoffen, de leeftijd bij de diagnose en de hoeveelheid C-peptide in het bloed (hiermee kun je iets zeggen over hoeveel insuline iemand maakt). De onderzoekers vonden dat het verloop van de ziekte samenhangt met het soort subtype.
Het is nog niet bekend hoeveel subtypen er nou echt zijn. Daar moet meer onderzoek naar komen.
Biomarkers
Helaas zijn er nog geen behandelingen die specifiek zijn afgestemd op de verschillende subtypen van diabetes type 1. Maar daar willen we natuurlijk wel naartoe. Daarom wordt onderzoek gedaan naar bepaalde markeerstoffen, ‘verklikkers’ in het bloed. Die heten biomarkers. Deze biomarkers kunnen mogelijk iets vertellen over welk subtype je hebt.
Naar deze biomarkers wordt onder andere gezocht met een biobank. Een biobank is een verzameling van gegevens en lichaamsmateriaal van mensen met diabetes type 1.
Onderzoekers kijken bijvoorbeeld naar een bepaalde marker die kan aangeven of iemand nog (een beetje) insuline maakt. Daarvoor is op dit moment nog een uitgebreide test nodig. Onderzoekers hopen uiteindelijk een eenvoudige test te ontwikkelen waarmee sneller en makkelijker wordt gemeten hoeveel insuline iemand (nog) maakt.
Met behulp van biomarkers kan in de toekomst misschien ook worden gevolgd hoe het precies gaat met iemands behandeling. Als er nieuwe behandelingen komen om diabetes type 1 te remmen of te genezen, zijn die biomarkers mogelijk belangrijk om de juiste mensen, op het beste moment, de beste behandeling te geven.
Toekomst
In de toekomst kan bij de diagnose hopelijk ook meteen het subtype worden vastgesteld. Bijvoorbeeld met behulp van biomarkers. Dan kun je meteen starten met een behandeling die het beste voor jou werkt. Maar helaas zijn we nog niet zo ver. Daarom is onderzoek hiernaar erg belangrijk.
Dit artikel is geschreven in samenwerking met kinderarts-diabetoloog en onderzoeker dr. Henk-Jan Aanstoot, mede-oprichter van behandelcentrum Diabeter.