Het is een lastige combinatie: prikangst en diabetes type 1. Je hebt nu eenmaal elke dag insuline nodig en moet ook regelmatig je bloedsuiker controleren. Wat kun je tegen die angst doen? En zijn er hulpmiddelen die het prikken en meten minder lastig maken?
Prikangst komt veel voor. Uit onderzoek blijkt dat zeker 1 op de 5 mensen prikangst heeft. En dat is extra vervelend bij diabetes. Wat kun je ertegen doen? Psycholoog Giesje Nefs vertelt hierover en geeft tips.
Verschillende angsten
Met prikangst bij diabetes worden de handelingen bedoeld die te maken hebben met insuline spuiten en de bloedsuiker controleren. Het gaat vaak om verschillende soorten angsten. Zo zijn er mensen die bang zijn om een vingerprik te doen, maar zichzelf zonder problemen insuline inspuiten. Of die het inschieten van een infusieset geen probleem vinden, maar ertegen opzien om een sensor te plaatsen.
Wat is prikangst?
Wat gebeurt er precies bij iemand met prikangst? Bij het zien van een naald of de gedachte aan de injectie, komt er een stressreactie op gang. De stresshormonen zorgen ervoor dat je sneller ademhaalt, gaat zweten en hartkloppingen krijgt.
Uitstel
Het gevolg is dat je gaat uitstellen. Je laat de infusieset langer zitten dan eigenlijk de bedoeling is. Of je controleert je bloedsuiker minder regelmatig. Voor de korte termijn is dat een opluchting, het gevoel van ‘even nog niet’. Op de lange termijn verhoogt uitstel het risico op harde spuitplekken. En het verhoogt de kans op hogere bloedsuikers, waardoor je meer kans hebt op complicaties.
Afhankelijkheid
Het kan zijn dat je zo tegen de prik of het plaatsen van de sensor opziet, dat het soms wel 20 minuten duurt voordat je het aandurft. Het kan ook zijn dat je liever hebt dat iemand anders je prikt of de sensor of infusieset plaatst. Dat maakt je dan wel afhankelijk van je partner, ouder of huisgenoot. Voor sommigen is dat geen probleem, anderen worstelen met die afhankelijkheid.
Psycholoog Giesje Nefs ziet elke week kinderen en volwassenen met prikangst. Vaak zijn dat mensen die net de diagnose diabetes hebben gekregen. Of mensen die erover nadenken de insulinepomp of sensor te gaan gebruiken. Deze mensen kunnen opzien tegen het inschieten en het dragen van een systeem op hun lichaam.
Spanning
‘In het dagelijks leven zijn veel angsten vaak niet reëel, ze zijn niet echt nodig’, zegt Giesje. ‘Bij diabetes ligt dat anders: het kan gewoon echt heel vervelend en pijnlijk zijn om te prikken. Ik kan echt niet zeggen dat ‘het wel meevalt’. Dat is gewoon lang niet altijd zo. Het is iets waar je elke dag mee te maken hebt. Als je dan veel met die angst bezig bent, gaan de angstniveaus omhoog. Dan voel je spanning. En door die stress doet het vaak nog meer pijn, wat weer een bevestiging is van je angst.’
Reden van angst
Het is heel belangrijk om erachter te komen wat de reden van de angst is, vertelt Giesje. Is het een slechte ervaring met naalden? Angst voor een hypo als er te veel insuline wordt gespoten? Angst voor bloed? Of angst voor het inschieten van de infusieset of sensor? Hangt de angst in het hier en nu nog samen met iets uit het verleden? ‘Ik vraag altijd eerst naar wanneer die angst er is en waar die vandaan kan komen. Dat kan een vervelende ervaring zijn, maar kan ook door ervaringen van anderen die je hebt gehoord. Ook vraag ik er bewust naar wanneer die angst er niet is of misschien minder. Het is namelijk ook belangrijk die ‘goede momenten’ in gedachten te houden.’
Oplossing zoeken
‘Soms kun je samen met de diabetesverpleegkundige een praktische oplossing zoeken. Bijvoorbeeld kijken of er andere naaldjes zijn. Of dat de manier waarop je spuit of een infusieset plaatst anders kan. Misschien wordt te veel dezelfde plek gebruikt. Ook zijn er producten die de plek kunnen verdoven, zoals emla-crème en hulpmiddelen die gebruik maken van trilling of kou, zoals Buzzy. Sommige mensen die insuline spuiten zijn geholpen met een i-port, een insulinepoort waardoor je drie dagen insuline kunt toedienen.’
EMDR
Blijkt de angst diep te zitten, dan kan een psycholoog mogelijk helpen. Soms zijn een paar gesprekken al genoeg om met de angst te leren omgaan. Soms zit het heel diep door een heel vervelende gebeurtenis in het verleden. Dan kan EMDR helpen, een therapie voor mensen die last blijven houden van de gevolgen van een vervelende ervaring.
Exposure
Ook kan angst via exposure-therapie behandeld worden. Exposure betekent letterlijk blootstelling. Hoe meer iemand wordt geconfronteerd met de angst, hoe minder angstig hij of zij wordt. Dan kun je datgene waar je bang voor bent toch aangaan. Giesje: ‘Ik kan nooit garanderen dat de pijn verdwijnt, maar wel verder helpen zodat mensen de confrontatie aankunnen.’
FreeStyle Libre
Er komen steeds meer technologieën zoals de FreeStyle Libre-sensor, die 14 dagen lang kan blijven zitten. Dat scheelt in het aantal prikmomenten. Toch is dat niet altijd automatisch een oplossing volgens Giesje. ‘Angst neemt pas af als je er vaker mee wordt geconfronteerd. Als je 1 keer in de 14 dagen een nieuwe sensor plaatst, kun je er enorm tegen op gaan zien. Dan gaan toch die angstniveaus weer omhoog. Het is goed om samen met de diabetesverpleegkundige een afweging te maken waar je mee geholpen bent.’
Positief taalgebruik
Er is ook een andere manier om angst te verminderen. Op dit moment loopt een onderzoek naar taalgebruik. Giesje: ‘Veel ouders zeggen dat ze het prikken en meten verschrikkelijk vinden voor hun kind, dat ze het het liefste van hen zouden overnemen. Heel begrijpelijk, maar dan voelt het kind dat het ernstig is en maak je het alleen maar erger. Ook als zorgprofessionals kun je met taal de angst vergroten. Als ik zeg dat het ‘even pijn gaat doen’ of ga aftellen, krijg je het gevoel dat er iets groots komt, iets spannends. Dan gaan de angstniveaus juist omhoog terwijl je probeert te helpen.’
Niet langer belemmerend
‘Angst helemaal wegnemen is bijna niet mogelijk en dat hoeft ook niet’, zegt Giesje. ‘De diabetesverpleegkundige en psycholoog kunnen helpen om de angst te verminderen, draaglijk te maken en om bijvoorbeeld de tijd in te korten van de handeling. Niet meer 15 minuten lang bezig met een injectie, infusieset of vingerprik, maar 5 minuten. Het gaat erom: wat is voor jou voldoende, wanneer is de prikangst niet meer belemmerend?’
Stichting Kind en Ziekenhuis helpt zorgverleners met goed gekozen woorden angst, pijn en stress te helpen voorkomen. Voor ouders is er de folder ‘Helpend taalgebruik’.