Vanaf 20 oktober 2022 worden geen nieuwe (nieuws)artikelen aan deze community toegevoegd. Lees hier meer.

Wil je op de hoogte worden gehouden van het laatste nieuws over diabetes type 1? Meld je dan nu aan voor de nieuwsbrief E-dialoog type 1 van het Diabetes Fonds.

 

Aanmelden nieuwsbrief Naar nieuwsbericht

Om te weten hoeveel insuline je nodig hebt, moet je de bloedsuiker meten. Dat kan met een vingerprik en een glucosemeter. De meter bepaalt de bloedglucose uit het druppeltje bloed. Een andere, inmiddels veelgebruikte methode is de continue glucosemeter of de flash glucosemeter. Dan meet een sensor de glucose in het weefselvocht onder de huid. 

Met diabetes type 1 moet je jezelf insuline toedienen om de bloedsuiker te regelen. Daarvoor moet je regelmatig checken hoeveel glucose er in je bloed zit, bloedsuiker. Dat doe je met een glucosemeter of met een glucosesensor.

Meten in een bloeddruppel

Jarenlang was er alleen deze manier van meten, handmatig met de standaardglucosemeter. Dat gaat zo. Eerst prik je met een klein naaldje (lancetje) in een vingertop. Daar zijn speciale automatische prikkers voor.

In de glucosemeter steek je een meetstripje dat je tegen de bloeddruppel aanhoudt. Het stripje zuigt wat bloed naar binnen. Na een paar tellen laat de meter op het schermpje zien wat de uitslag is, in mmol/l of in andere landen vaak mg/dl.

Continue en flash glucosemeters

Er zijn ook meters waarbij je een glucosesensor aan je lichaam bevestigt met een naaldje, zodat ze vrijwel voortdurend de glucose meten. Ze heten dan ook continue glucosemeters (CGM), of flash glucosemeters (FGM) zoals de FreeStyle Libre

Een flash glucosemeter heet zo omdat je zelf actief de sensor scant om de waarde af te lezen. Al heeft de FSL inmiddels ook een alarmfunctie bij te hoge of te lage waarden.

Kleine afwijking glucosewaarde mogelijk

Bloedsuikermeters met teststrips, evenals sensoren, zijn verkrijgbaar via postorderbedrijven of in een apotheek. Een bloedsuikermeter is vrij nauwkeurig, maar houd er altijd rekening mee dat hij wat kan afwijken van de echte waarde. Glucosemeters moeten van tijd tot tijd geijkt worden (met behulp van ijkvloeistof) om zeker te weten dat ze nog nauwkeurig zijn.

Sensoren zijn iets minder nauwkeurig, doordat ze niet rechtstreeks in het bloed meten maar in het weefselvocht. Ze lopen dus ietsje achter, al wordt de techniek steeds beter en nauwkeuriger. Een sensor moet je regelmatig checken door de waarde te vergelijken met een vingerprik.

Op de hoogte blijven?

Ontvang regelmatig nieuws over diabetes type 1 per e-mail, met alleen artikelen die voor jou interessant zijn. Maak eenvoudig in 1 minuut een account aan en geef je interesses aan!